De sterrenkundigen ontdekten dat de stofschijf ongeveer 900 miljoen kilometer van de ster begint – dat is net iets verder dan de afstand van de Zon tot Jupiter.
Dit verhaal begint met een ster die lijkt op onze Zon. De ster heeft honger en slokt waterstofgas op zodat hij fel blijft branden. Maar op een dag zal er geen waterstofgas meer zijn.
Nu de hebzucht van de ster hem te veel begint te worden, wordt ie dikker en dikker, en roder en roder. De ster zwelt op en wordt een enorme rode reus.
Uiteindelijk wordt de ster te groot en kan het niet meer al zijn gas vasthouden. Het gas van de ster begint te ontsnappen en de ruimte in te zweven, en omhult de ster als een cocon. Deze cocon noemen we een planetaire nevel.
Maar dit is niet het einde van het verhaal. We ontdekken dat de hebzuchtige ster niet alleen is – het heeft een zus. De twee sterren vinden het leuk om te dansen, en als ze om elkaar heen dansen, verschuift de cocon langzaam en krijgt het de vorm van een vlinder!
Maar niet alle planetaire nevels lijken op een vlinder. Sommige krijgen andere vormen, zoals bellen, ogen en clowns.
Het object op deze afbeelding heeft ons een aantal dingen geleerd over hoe planetaire nevels een vlindervorm kunnen krijgen. Het lijkt erop dat een grote hoeveelheid gas van een stervende ster, en een andere ster in de buurt, de geheime ingrediënten zijn om deze spectaculaire vorm te maken!
De sterrenkundigen ontdekten dat de stofschijf ongeveer 900 miljoen kilometer van de ster begint – dat is net iets verder dan de afstand van de Zon tot Jupiter.